De opmars van robots confronteert ons met indringende vragen. Peter-Paul Verbeek, hoogleraar filosofie van mens en techniek aan de Universiteit Twente, vindt dat we moeten leren leven met techniek.
Lodewijk Asscher noemde robotisering een bedreiging voor de werkgelegenheid. U vindt dat we niet vanuit angst moeten redeneren.
“Ooit dachten we dat de stoommachine en de lopende band de arbeider zouden gaan vervangen, maar de aard van arbeid is veranderd. Met robots zal het net zo gaan. Veel auto’s worden al in elkaar gezet door robots, en ons geld komt al uit een automaat, niet meer van een bankmedewerker. Het is belangrijker om robots op een goede manier te integreren dan de alarmbel te luiden. Tegen robots zijn is te makkelijk. Ze zijn er en er komen er meer. Het is productiever mee te denken dan te pogen aan een noodrem te trekken die nergens op aangesloten is.”
“Veel mensen zien bijvoorbeeld de zorg als een taak die warmte en aandacht vergt. Een robot biedt die niet, waardoor sommigen vrezen dat de zorg een mechanisch proces wordt. Maar het is heel goed mogelijk een praktijk te ontwikkelen waarin de menselijke kant beter wordt ontwikkeld en dingen waar mensen minder goed in zijn door robots worden gedaan. Een tilrobot is aanmerkelijk prettiger dan een tillift, een medicijnverstrekkende robot aanmerkelijk nauwkeuriger dan een verplegende. De gedachte dat een verblijf in een ziekenhuis vergelijkbaar wordt met een lopende band waar alleen maar robots langskomen, is onzin.”
Mensen moeten zich anders opstellen tegenover zo’n zich ontwikkelende techniek.
“Als het gaat om de zorg, gaat het er niet om te gaan bedenken welke delen buiten het bereik van robots moeten worden gehouden. Ik zou proberen het zorgproces te doordenken met het oog op de waarden die we daarin centraal stellen.”
Kostenbeheersing en efficiëntie staan centraal in de politieke discussie over de zorg. Dus laat de robots maar komen. Lekker goedkoop.
“Als een robot ook morele waarden belichaamt, wat is daar dan tegen? We leven in een sterk vergrijzende samenleving, waarin alle babyboomers op hun oude dag zullen moeten worden geholpen. Als ik oud en bejaard ben, vind ik het misschien wel prettiger dat een robot mijn achterwerk afveegt dan dat een mens dat doet. Dat is minder gênant. Als die menselijke kant er maar is. Daar komt misschien meer ruimte voor, als het goed wordt georganiseerd.”
In de documentaire over zorgrobot Alice werd duidelijk dat mensen snel een band opbouwen met een sprekende robot. Zien we het verschil niet meer?
“We trekken die grens juist wel, anders waren we niet zo makkelijk openhartig tegenover een robot. We willen interactie met een robot zoals we die met mensen hebben, maar willen niet voor niets een robot, zonder eigen bewustzijn, zonder oordelen over ons, die je kan uitzetten zonder dat het moord is.”
In uw visie zijn we al verweven met techniek. Is er dan wel iets te kiezen?
“Toch wel. De manier waarop we mens zijn komt voort uit de technologie waarmee we ons omringen. Daarmee wordt de belangrijkste vraag van de ethiek om te doorgronden wat precies die invloed is. Daar zijn verschillende manieren voor. Mediatie, bemiddeling, is voor mij een sleutelbegrip. Ik neem waar, communiceer, heb lief door middel van technologie. Ik kan niet zonder technologie. Dat hoort bij het mens-zijn. Wij zijn verantwoordelijk voor de manier waarop de dingen werken. We kunnen kritisch omgaan met die technologieën, beseffen dat de moraal in die dingen zit en zorgen dat daar in het ontwerp van de techniek rekening mee wordt gehouden.”
Zijn ontwerpers daarin geïnteresseerd?
“Veel wel. Hier op de universiteit is het makkelijk. Ik geef veel onderwijs aan designstudenten en leer ze anticiperen op de maatschappelijke implicaties van hun werk. Ze maken een analyse van het effect van hun ontwerp op mensen. Ze hoeven Kant niet te lezen, maar leren ethiek van onderop. Ze staan er vaak open voor, omdat ze willen bijdragen aan de maatschappij. Het wordt moeilijker bij grote bedrijven als Google.”
Wetgevers lopen vaak achter de dynamiek van technologische ontwikkelingen aan. Is dat te voorkomen?
“Ook van de ethiek wordt vaak gezegd dat ze achter de zaken aanloopt. Ik hoop dat we er naast kunnen gaan staan, niet van buitenaf oordelen, maar meedenken. Hier op de campus, één gebouw verder, wordt gewerkt aan een chip waarmee sperma gescheiden kan worden in X- en Y-chromosomen zodat de sekse van het nageslacht kan worden bepaald. Dat werkt al hartstikke goed voor kippen en komt er straks ook voor mensen. Er zitten veel goede kanten aan. Haantjes die nu worden doorgedraaid, hoeven straks niet meer geboren te worden. De ziekte van Duchenne is bijna alleen overdraagbaar op jongetjes. In theorie ligt een doe-het-zelfgeslachtskeuze-setje straks voor 12,95 euro bij het Kruidvat. Maar dat is toch explosief, beseffen ook de ontwikkelaars.”
Hoe gaat de politiek met die ethische vragen om?
“Dat vind ik treurig, omdat er zo weinig ruimte is voor een ethisch debat. De roep daarom komt vaak van christelijke,
conservatieve partijen en de rest zit dan zijn Whatsapp te checken tot het voorbij is. Een ethische discussie wordt vaak een behoudende discussie. Maar door het overheersende liberale idee dat iedereen dit soort vragen zelf moet beantwoorden, komen we niet tot een debat. Ik ben er niet voor dat de staat ons moet vertellen hoe we moeten leven. Maar die nieuwe technologie roept wel steeds vragen op over wat een goede manier van leven is.”
Laten we vooruitkijken. Wat is uw beeld van 2050?
“Tegen die tijd zullen mensen zich waarschijnlijk kapot lachen om alles wat ik zeg. Maar ik denk dat de informatietechnologie dan heel diep in ons leven is doorgedrongen: de auto is autonoom; hopelijk rijden ze allemaal op zonne-energie. Onze spullen communiceren met elkaar, ons huis weet wie we zijn, wie er is.”
“En ik denk dat er een nieuwe categorie medebewoners bij zal komen: de robots. Ik denk dat we ze menselijke eigenschappen geven om makkelijker met ze te communiceren, maar ze vooral willen blijven onderscheiden van mensen. Altijd wordt gefantaseerd over intieme relaties met een robot. Maar houden van een robot, gaat me te ver.”
Gaat al die techniek problemen oplossen, verergeren of blijven de echte problemen bestaan?
“Mijn zorg is dat we ons leven stukmaken, terwijl we dachten dat we het beter zouden maken. Dat we ons engagement met elkaar, de manier waarop we onszelf kunnen verwerkelijken met muziek en andere uitingen laten overschaduwen door een consumptiepatroon waarin we technologie het werk voor ons laten doen.”
Ziet u dat gebeuren?
“Nee, ik zie dat mensen elkaar hervinden. Mijn kinderen zitten voortdurend op Whatsapp, maar ze integreren dat in hun leven. Het medium vervangt niet de echte wereld. Dat moeten we leren. Als dat niet meer gebeurt, word ik bezorgd. Er is geen noodrem, we moeten kritisch denken.”
Het Parool, 5 september 2015